Geschreven door drs. Lammert de Hoop, historicus
Over dominee Aritius Sybrandus Talma, inspirator van ouderenzorg door Talma zorginstellingen, het Talmalectoraat en de A.S. Talma Stichting
Zelfstandige oudedag
Zorg en pensioen voor ouderen lijkt een vanzelfsprekende zaak, maar dat is het niet. Pas honderd jaar geleden is het recht op een oudedagsvoorziening in Nederland begonnen, dankzij de wettelijke verplichting tot collectieve sociale verzekering door elke burger, rijk en arm. Voorvechter van deze baanbrekende nationale spelregel was de christelijk-sociale politicus en dominee Aritius Sybrandus Talma. Na drie jaar heftig parlementair debat en veel kritiek loodste hij in 1913 de eerste ouderdomswet van Nederland door het parlement in Den Haag.
Talma was een predikant van de Hervormde kerk en politicus van de protestantse Antirevolutionaire Partij (ARP). Tot de Tweede Wereldoorlog was hij nog een bekende naam. Na de oorlog, in 1957 trad Willem Drees, minister van de sociaaldemocratische Partij van de Arbeid in Talma’s voetspoor met de invoering van de Algemene Ouderdoms Wet (AOW). Deze staatsuitkering voor pensioengerechtigden was een aanvulling op de verplichte collectieve pensioenverzekering van werknemers waar Talma mee begon. De AOW van Drees werd een verplichte volksverzekering: elke werknemer en werkgever draagt een AOW-bijdrage af als deel van zijn inkomen, die de overheid doorsluist naar gepensioneerden voor hun oudedag. Drees bouwde verder op de verplichte verzekering van Talma sinds 1913. Dankzij verplichte collectieve ouderdomsverzekeringen vervielen ook burgers met de smalle beurs aan het eind van hun arbeidsloopbaan niet tot de bedelstaf.
Talma’s Ouderdomswet verplichtte werknemers en werkgevers, later ook kleine zelfstandigen, om een verzekeringspremie voor hun oudedag te betalen die landelijke pensioenfondsen vanaf hun pensioenleeftijd uitkeerden. Talma’s Ouderdomswet gaf in 1913 gepensioneerden vanaf 70 jaar het recht op een oudedagsuitkering van de staat, de zogenaamde ‘ouderdomsrente’. Talma wilde dat zowel werknemers als werkgevers meebetaalden aan deze oudedagsvoorziening. Feitelijk kwam hij met een stelsel van drie sociale basisverzekeringen: voor ziekte, voor arbeidsongeschiktheid en voor de oudedag. Nog altijd zichtbaar op elk salarisstrookje dat melding maakt van vaste afdracht voor ziekte, arbeidsongeschiktheid en pensioen. Talma’s verplichte sociale verzekering is de basis van ons huidige stelsel van sociale zekerheid.
Sinds Talma’s arbeidersverzekeringswetten gaan Nederlanders het normaal vinden een deel van hun inkomen te reserveren voor tijden dat je niet of minder kan werken: bij ziekte, arbeidsongeschiktheid en ouderdom. Precies dat was Talma’s drijfveer als christelijk-sociaal bewogen politicus en vakbondsman. Kan iemand niet meer voorzien in zijn of haar eigen levensonderhoud, dan ondermijnt dat iemands eigenwaarde en zelfstandigheid en wordt men afhankelijk van anderen. In vroeger eeuwen betekende dat verval in pure armoede, honger en sociale achterstand.
Maar niet voor jezelf kunnen zorgen, tast ook eigenwaarde en zelfrespect van mensen aan. Dit was zo in Talma’s tijd en ook nu nog steeds, in elk land en in elke cultuur. De Ouderdomswet voor oudedagsvoorziening moest daar een eind aan maken.
Talma instellingen
De wettelijke zekerheid voor een oudedagsvoorziening bracht nieuwe ouderenzorg op gang, onder andere door protestants-christelijke Talmahuizen. In 1928 is in het Friese Veenwouden (nu Feanwâlden) het eerste Talma bejaardenhuis opgericht door de A.S. Talma Stichting. Het initiatief verspreidde zich later naar andere plaatsen, zoals Heeg, Balk, Urk, Emmeloord en Apeldoorn. Dankzij de verzekeringsafdracht beschikte elke pensioengerechtigde werknemer of kleine zelfstandige over een klein kapitaaltje voor de oude dag. Dat bracht oprichters van de Talmahuizen, vaak dominees en protestants-christelijke burgers, op het idee om dit geld in een gezamenlijke pot te stoppen zodat men bij elkaar kon wonen in een bejaardentehuis met gezamenlijke verpleegzorg. De Talma huizen waren een particulier initiatief dat inspeelde op de zekerheid van pensioengelden dankzij de Talma wetten. Na Veenwouden kwamen er meer ‘Talma huizen’: genoemd naar voortrekker en ‘rode dominee’ Talma die zelf in 1916 op 53-jarige leeftijd was overleden. De Talmahuizen als vrucht van zijn wetten voor sociale zekerheid maakte hij dus niet meer mee. Maar de gedachte van zelfstandigheid en een waardige laatste levensfase leeft door in hedendaagse Talma instellingen, het Talmalectoraat en de A.S. Talma Stichting.
Talma’s christelijk-sociale inspiratie
Wie was ds. A.S. Talma? Hij kwam uit het gegoede milieu van een Noord-Friese familie in Engwierum en Dokkum met advocaten, artsen en Hervormde dominees. A.S. Talma zelf groeide op in het Gelderse Angeren, waar zijn vader predikant was. Aritius Sybrandus studeerde Theologie, maar voelde zich aangetrokken tot de ‘ethische’ richting in de Hervormde kerk. Een richting met sociale inslag en nadruk op persoonlijke gelovige motivatie. Als jong predikant in de Zuid-Hollandse plattelandsgemeente Heinenoord trof hem de armoede en afhankelijkheid van loonarbeiders en hun gezinnen. Een wereld die hij niet kende. Hij zag gelovige en verstandige ouders die hun kinderen als rechtschapen burgers wilden opvoeden, maar bij ziekte of werkloosheid onverwacht in grote armoede konden raken omdat ze nergens op terug konden vallen. Leefomstandigheden die in veel landen elders in de wereld nog steeds bestaan. Zonder geld geen zekerheid over dagelijks voedsel en geen toegang tot medische zorg.
Patrimonium
De jonge predikant Talma sluit zich aan bij Patrimonium, een landelijke bond van protestants-christelijke arbeiders in havens en fabrieken en boerenbedrijven. Hij adviseert en steunt hun acties voor beter loon en veiliger werkomstandigheden. Als wijkdominee in Vlissingen en Arnhem, later, zet Talma zich in voor armenzorg vanuit de kerkelijke diaconie. Politiek sluit hij zich aan bij de Antirevolutionaire partij van de Gereformeerde dominee Abraham Kuyper, al blijft hij zelf trouw aan de Hervormde kerk. Kuyper als bevlogen politiek leider trekt ook aanhang onder arbeiders en kleine zelfstandigen (de ‘kleine luyden’). Maar meer dan Kuyper is Talma zich door zijn persoonlijk contact met arbeiders scherp bewust van de tegenstellingen in de standenmaatschappij van de 19e eeuw. De rijke gegoede burgerelite, waar hijzelf ook uit afkomstig is, bezit dan als enige stemrecht voor regering en parlement.
Lagere standen, zoals ongeschoolde arbeiders en armen met weinig inkomen en bezit, kennen geen kiesrecht en zijn als personeel en loonarbeider afhankelijk van welvarende medeburgers. De hogere stand van aristocraten en welgestelde burgers hebben financieel vermogen door grootgrondbezit, bedrijfskapitalen en aandelen. Arbeiders en andere minvermogenden in lagere standen zijn voor hen mensen met weinig beschaving zonder bestuurlijke capaciteiten.
Rode dominee
Zijn inzet voor arbeiders bezorgt Talma een geuzennaam bij politieke tegenstanders: ‘de rode dominee’. Maar het brengt ook belangrijk sociaal inzicht. Talma vindt arbeiders geen minderwaardig volk, maar treft onder hen capabele mensen voor zelfstandig en verantwoordelijk burgerschap, met interesse voor opleiding en studie. Vooral de overbelasting door extreem lange werktijden, gevaarlijke en ongezonde arbeidsomstandigheden en lage lonen voor stedelijke fabriekarbeiders en landarbeiders houden armoede en het gebrek aan scholing in stand. Wie moet bedelen langs de deuren van welgestelden ervaart minderwaardige bejegening en discriminerende vooroordelen. Dat sterkt Talma´s motivatie later voor zijn verzekeringsambities: armensteun vanuit collectieve fondsen voelt minder discriminerend dan het loskrijgen bij rijke medeburgers (citaat over bedelen van Talma). In Patrimonium pleit Talma voor vakbondsorganisatie per bedrijfstak. Om als arbeiders via een vakbond sterker te staan in onderhandelingen met werkgevers over loon en werkomstandigheden. Socialisten en communisten strijden in deze tijd in West-Europa ook voor arbeidersemancipatie. Talma waardeert hun opkomst voor sociale rechten van arbeiders tegenover uitbuiting door te lage lonen, maar keert zich tegen hun oproep tot revolutie en klassenstrijd tegen de elite van burgers en fabriekseigenaren. Die opvatting deelt hij met de Gereformeerde ARP partijleider Abraham Kuyper. In 1910-1913 is de ARP met Talma voorvechter van sociale verzekering als democratische oplossing voor sociale conflicten.
Emancipatievonk
Inspirator voor Talma is de Engelse christensocialist Frederick Denison Maurice. Maurice ziet gelijkwaardige behandeling als een belangrijke menselijke behoefte, ook tussen hoge en lagere standen. En hij vindt dat ieder mens zijn eigen wil of roeping in dit leven moet ontdekken. Maurice bestempelt dat als de ‘goddelijke vonk’ in ieder mens, op zoek naar zijn of haar persoonlijke ‘roeping’ in dit bestaan. Die vonk moet ruimte krijgen om zich te laten zien. Talma herkent deze ‘emancipatievonk’ in de groeiende arbeidersbeweging. Als politicus construeert hij sociale verzekeringswetten als gelijkwaardige samenwerking tussen werkgevers en werknemers en de overheid als beschermer van de zwakke. Dezelfde gedachte zit achter de sociale verzekering: de overheid legt met de wet landelijk een verzekeringsplicht op, waar werknemers EN werkgevers als ‘gelijkwaardige sociale partners’ meebetalen voor toekomstige uitkeringen. De vakbonden moeten daarnaast hoger loon bewerkstelligen tegenover werkgevers, zodat arbeiders voldoende inkomen krijgen. Zelfstandig jezelf kunnen onderhouden tot de laatste snik is Talma’s sociale zekerheidsideaal. Het recht op pensioenuitkering na 65 jaar (sinds kort 67 jaar) jaar helpt daarbij, evenals de AOW-uitkering van staatswege waar geestverwant en opvolger Willem Drees in 1957 mee komt.
Minister voor sociale wetgeving
Via de arbeidersbond Patrimonium ontpopt Talma zich als voorvechter van vakbonden en arbeidersemancipatie. Hij is ook de geestelijk vader van de christelijke vakbond CNV, opgericht in 1909, die naast het FNV in Nederland de tweede grote werknemersorganisatie is. Wettelijke erkenning van de CAO als juridisch geldige Collectieve Arbeids Overeenkomst per bedrijfstak is een sociale wet die onder Talma’s ministerschap is ingevoerd.
Talma’s politieke loopbaan begint in 1901 na een stormachtige kiesstrijd in Tietjerksteradeel (nu Tytsjerksteradiel), die hem een zetel voor de ARP in de Tweede Kamer oplevert. In Tietjerksteradeel verslaat hij in een serie café debatten zijn Friese socialistische tegenhanger Piter Jelles Troelstra, die voor de Sociaal Democratische Arbeiders Partij in het parlement zit (voorloper van de latere PvdA). Als Kamerlid is Talma het sociale hart van de ARP van Abraham Kuyper. Dat leidt in 1908 tot zijn ministerschap in het kabinet Heemskerk voor Landbouw, Nijverheid en Handel: het ministerie waar in die tijd arbeidswetgeving onder viel. Als strijdbaar minister komt hij in vijf jaar tijd (1908-1913) met een stroom aan sociale wetten. Voor Talma een inhaalpoging na jarenlange vertraging in de Haagse politiek om de werkomstandigheden van arbeiders daadkrachtig te verbeteren.
Over Talma’s wetsvoorstellen in 1910 voor sociale verzekering zijn alle politieke partijen intern verdeeld. De scheidslijn van voor- en tegenstanders – sociaalprogressief versus sociaalconservatief – loopt dwars door de liberale en christelijke regeringspartijen. De socialistische oppositie van Troelstra is erop tegen dat arbeiders zelf moeten betalen voor hun ouderdomsverzekering. Zij eisen een staatspensioen uit de schatkist. Op het nippertje redt Talma’s Ouderdomswet het in 1913, dankzij onverwachte steun van zijn vroegere tegenstander, Piter Jelles Troelstra en diens fractiegenoot Duys. In ruil voor hun steun aan de Ouderdomswet eist Troelstra dat de minister in de wet vastlegt dat de eerste ouderdomsuitkering voor arbeiders dat jaar daadwerkelijk van start gaat. En zo gebeurt het: op 9 december 1913. Op alle postkantoren in Nederland halen pensioengerechtigde arbeiders de eerste ouderdomsrente op waar ze wettelijk recht op hebben: 3 gulden per week per arbeider, 5 gulden voor een echtpaar. De zekerheid van ‘ouderdomsrente’ jaren later is in 1928 de aanleiding van het particulier initiatief van de A.S. Talma Stichting in Veenwouden.
Eigenwaarde
Dankzij de wettelijke zekerheid voor gepensioneerden kan de A.S. Talma Stichting in 1928 geld lenen bij de bank voor oprichting van een bejaardentehuis met verpleging. Verplichte sociale verzekering stimuleert zo ‘sociaal ondernemerschap’ voor minder vermogende ouderen. Niet langer zijn zij afhankelijk van een armenhuis op kosten van de gemeente en rijke medeburgers. Dat was eeuwenlang overal de realiteit – ‘oud is arm’. De A.S. Talma Stichting organiseert een gezamenlijk betaald bejaardenhuis op basis van het geld van bewoners en fondsen die de A.S. Talma Stichting werft. Voor het eerst in de historie krijgen minder vermogenden respectvolle zorg. Ouderen kunnen in vrijheid van hun oude dag genieten: (Citaat uit: Zorg tot het Einde).
Sinds de jaren ‘60 en ‘70 fuseren lokale bejaardentehuizen in grotere zorgorganisaties. Het bejaardenhuis verandert in een complex van verzorgingstehuis met aanleunwoningen voor senioren, die met elkaar zorgpersoneel en voorzieningendelen of in een verpleeghuis.
Talma ouderenzorg nu
In Noord- en Oost-Nederland kunnen zeven Talma instellingen een beroep doen op extra financiële ondersteuning van de A.S. Talma Stichting, wanneer reguliere financiering van de zorgverzekeraars niet toereikend is. Ook al maken de meeste Talma instellingen deel uit van grotere regionale zorgorganisaties: respect en eigenwaarde in de laatste levensfase van mensen staat nog altijd hoog in het vaandel van de Talma instellingen. Soms in nieuwe bewoordingen zoals ‘persoonsgerichte, veilige en verantwoordelijke zorg’. Of: ‘een leuke dag en zelfredzaamheid’ als streefideaal van ouderenzorg. Huisvesting van ouderenzorg is complexer geworden. Een zorginstelling met volledige verpleging van ouderen staat naast zelfstandige seniorenwoningen, die van een deel van de voorzieningen gebruik maken. Andere Talma instellingen zijn ook dienstbaar voor thuiszorg aan ouderen die verder weg op zichzelf wonen: in eigen huis en woonwijk.
Moderne Talma zorg richt zich ook op het sociale netwerk van ouderen, belangrijk voor waardig en zelfstandig leven. Familieleden, vrienden, buren, kerkgenoten en collega’s die zich onder andere als mantelzorger inzetten. Een Talma geest klinkt verder door in bewoordingen van beroepsprofielen. Bijvoorbeeld: ‘Een medewerker van deze Talma instelling heeft hart voor ouderen, laat hen in hun waarde en zoekt samen met hen en hun sociaal netwerk naar voortzetting van hun persoonlijk leven.’ Of: ‘Het gaat om meer dan lichamelijke en medische zorg. Het gaat om aandacht voor en aansluiten bij het persoonlijk leven van bewoners.’ De zeven Talma instellingen kennen een jaarlijkse Talma dag – het Talmasymposium – voor uitwisseling van kennis en ervaring. Welbewust kiezen ze voor een gezamenlijk ‘lerend netwerk’ van Talma instellingen.
A.S. Talma Stichting en Talmalectoraat
De A.S. Talma Stichting steunt als vermogenstichting sinds 1928 de Talma instellingen met financiële steun aan innovatieve zorgprojecten van Talma verpleeghuizen en zorginstellingen, voor speciale verbouwingen en aanschaf van speciale hulpmiddelen. In 2005 nam de Stichting het initiatief voor oprichting van het Talmalectoraat aan de NHL Stenden Hogeschool in Leeuwarden. Medefinanciering door de A.S. Talma Stichting zorgt voor een lectoraat dat zich richt op innovatief praktijkonderzoek in ouderenzorg met uitwisseling van nieuwe kennis tussen de praktijk van ouderenzorg in Talma instellingen, zorgprofessionals, hogeschoolstudenten geïnteresseerd in ouderenzorg. Ook is er een kenniskring van het Talmalectoraat met experts en vertegenwoordigers van ouderenzorg elders in Nederland. Talma lector is prof. dr. Evelyn Finnema, gespecialiseerd in dementie en ouderenzorg en zorg voor ouderen met verstandelijke beperkingen. Associate lector dr. Geke Dijkstra begeleidt toegepast gezondheidsonderzoek in het UMCG (Universitair Medisch Centrum Groningen) en richt zich in het lectoraat op onderzoekscoördinatie en specifiek het thema ‘menswaardige zorg voor ouderen en de invloed van de houding en bejegening van cliënten’. Innovatieve onderzoekprojecten van het Talmalectoraat betreffen onderwerpen als: belevingsgericht/mensgerichte zorg, de rol van de HBO-professional, zorg in thuissituaties, dementie in ziekenhuizen, en dementie bij mensen met verstandelijke beperkingen.
Lammert de Hoop/ 2023